De Volle Grondfesten (zondag) Goes - Crooked Steps - Guy Verlinde - Isolde - Steven De bruyn Gooikenshoeve Ertvelde (15-08-2021) report & photo credits: Anja Cleemput info organisatie: De Volle Grondfesten © Rootsville 2021 |
---|
Na alweer een super geslaagde editie – de weergoden waren ons per uitzondering tijdelijk gunstig gestemd – van ons aller Zelzate “Kanaalblues” trok ik vandaag naar de tweede editie van dit nog prille festival genaamd “De Volle Grondfesten” in de Gooikenshoeve te Ertvelde.
VZW Gooikenshoeve werd in 2018 door bezieler en structureel, dus zonder enige vorm van overheidssubsidie, pater familias Luc De Backer opgericht om psychisch en maatschappelijk kwetsbare jongeren en jongvolwassenen vanaf 17 tot 25 jaar een zinvolle dagbesteding aan te bieden in een kleinschalige, veilige en warme omgeving tussen mens en dier. Om de kassa van deze VZW te spijzen was er dit jaar dus de tweede editie van het festival “De Volle Grondfesten” en het thema van vandaag was Roets. Een echt ouderwets festivalletje, volledig coronaproof georganiseerd, samen met zijn vlijtige zonen Tim en Charles … Dit vond gelukkig en eindelijk zonder mondmasker of social distancing plaats. Een nieuwe pleisterplek waarop – zo bleek - iedereen van gelijk welke leeftijd gelukkig was en zich door het wel zeer gezellige kader ook meteen thuis voelde !
Het startschot werd gegeven door Goes die ons de wijze raad meegaf dat het toppunt van Blues is de blues te verliezen.
Goes is een getormenteerde poëet die het onrecht en de tristesse in de wereld om zich heen observeert en op een fijnzinnige wijze weet weer te verklanken. Nooit choquerend maar wel steeds raak. Op het podium ontpopte hij zich tot een meesterverteller van wereldklasse en pakt hij iedereen moeiteloos in en mee op een tocht door la Flandre profonde met teksten geworteld in de moerstaal, het volstrekt authentieke Sleins (Sleidinge). Goes maakt zijn ‘Sleins’ even muzikaal als pakweg het Engels en het Frans.
Michel Goessens openbaart zich als de lokaal verankerde chroniqueur van gevoelens van herkenning, plaatsvervangende schaamte, de kleine kantjes van het menszijn. Hij balanceert hierbij intens, doch elegant op het slappe koord tussen drama en humor en serveert ogenschijnlijk tongue-in-cheek anekdotes met weerhaken. Zijn songs doen wat ze moeten doen en halen even onze voet van het gaspedaal. Wie tijd heeft om te luisteren, hoort meer, veel meer!
Setlist : Blues voor altijd, Sonny boy (over een zeer fertiele cafébaas), Muziek es moar be yang, Zot zegt ma, Blaere & Tack, Jezus gezien (in de verschijning van de local hippie), Kurt (de serial killer van Sleidinge), 5 kleine mannen (oftewel de nostalgie naar de buurtwinkel van weleer), Akke ’t doe, Lang in Landegem, Weekend (met daarin o.a. “kiekens met een losse tand” en het dilemma van de koffers versus het verlof – “Wa pakte mee”, waarmee als magistraal klinkende parodie op Lennons “Working Class Heroe” afgerond werd met het aan de zeer gemiste helaas voor altijd wijlen Luc De Vos opgedragen “Wen au na te zeggen”.
En zo gaan we verder met “Crooked Steps”. “Stevige rechtdoor garagerock met een bluesy kantje”, stond er in de bio, ze wonnen in het vrijwel concertloze 2020 “De Nieuwe Lichting” en van meetafaan klonk ook duidelijk waarom. Bitsige opener “Casse-Toi” en het demonische “Cathérine” herbergen zowel echo’s van Talking Heads, Roxy Music als van ene Iggy Pop en zowaar the Cramps. We raakten instant verslingerd aan de kruidige bouillabaise van deze instant en lichtelijk geniale geestdriftige gauwdieven. Rustpunt “Moonfish”, klonk dan weer als vintage Lloyd Cole & the Commotions.
De trein denderde daverend door met het catchy “Low Rider” en de subliem poppy single “Try Try Try”, gevolgd door het door ahum Radiohead geïnspireerde “Radiovoice” en “Daiquiri” een cocktail met veel vintage Billy Idol erin en een scheut Johnny Rotten. Finaal voor de bijl gingen we met het in een fraaie Stonesachtige riff verpakte “Alligator” en het smaakvolle combo met de turquoisen gitaren. De charismatische frontman Lou Lippens, Thomas en Bas vergastten ons nog op de swingende uitsmijter “Sugar” en de heerlijke cover “Billie-E”. Deze groep stond terecht op de affiche en we verlangen nu al naar méér van deze sjieke jonge hengsten.
Na deze rockexplosie was het weer tijd voor the real thing uit Gent. Guy Verlinde, is een Belgische bluesmuzikant. Hij is voornamelijk bekend als solo artiest en als bandleider van The Mighty Gators en The Houserockers. Daarnaast staat hij samen met zijn Blues Brother Tiny Legs Tim aan de wieg van de lichting van de nieuwe Gentse Blues scene. Vandaag stond Olivier Vander Bauwede op mondharmonica aan zijn zijde. De man begon met zijn fraai op de smoelschuiver blazende partner in crime met vier voeten in de Delta Blues met zijn credo en titeltrack van zijn jongste worp “All is Forgiven”. Het biografisch getinte “Gotta Let Go”, over stilstaan in de modder van het verleden. Missisipi John Hurt zijn “I Shall Not be Moved” vormde voor Guy het spreekwoordelijke startshot van zijn bekering tot de blues en klonk hier schitterend tweestemmig dankzij de inbreng van Olivier als een contemplatieve Neil Daimond en obsceen prachtig in uitgepuurde soberheid.
Van de op stapel staande nieuwe plaat kregen we “Karma’s gonna kick your ass” als welgemeende en rake aanklacht tegen de verziekte uitwassen van de social media. “The Unsung” ging dan weer over de helden die liever in de schaduw staan. “The Pursuit of Happiness” stelde dan weer dat bittere ellende niet noodzakelijk altijd een voorwaarde moet zijn om recht op geluk te hebben. Olivier mocht zichzelf in het zonnetje zetten met “In July”, over warme zonnige dagen (sic) op een zinderende chromatische mondharmonica. Ook de teruggevonden liefde van vaderlief op leeftijd kreeg een plaats op het muzikale en tekstuele ereschavot met “Keppe Ek Zien hier veur Joen”, een warmhartig/sfeervol aquarelletje op zijn Gents. Het misstond zeker niet. “Voodoo Chile” van Hendrix kreeg een interpretatie op zijn Verlindens doorheen zijn vurige slides met een allesverpletterende virtuoze solo van Olivier. Zeer sterke passage.
Daarna was er gelukkig ook weer voldoende tijd en ruimte het frivole punchy sjanchonettespervuur van de in Meetjeslandse klei gewortelde immer fraai ogende slagwerkfee Isolde Lasoen en haar stijlvolle kornuiten. We sloegen meteen de weg in van de wufte lyriek met “Road n1” en de intellectuelen achter “Les Belles” aan over ode aan Oostende tijdens het interbellum. “Reine des Plages” en de obligate cover met kirrend koortje en een al even sensuele ondertoon “Wishful Thinking”. Het ging blozend verder met “Aluminium Folie” en de geestige knipoog aan diva’s zoals de onweerstaanbare Marilyn Monroe “Why Don’t You Love Me Anymore”.
Er was ook zalig klinkende bossa nova met “Samba des Diables”(met een knipoog naar de Rode Duivels) en Willie Willie kreeg een eerbetoon met diens “I Don’t Know” een heus duet met baswonder Ben Brunin, in rockabilly style op een heerlijke Bo Diddley beat. Zinssnedes zoals “When I think of all the good, that could have been” deden ons dromen dat ene Lee Hazlewood met zowaar Nancy Sinatra even uit hun graf kropen om mee te dansen.
De dansschoenen bleven trouwens aan tijdens de Gainsbourg-evergreen “Couleur Café” (uit 1964, jawel !) en “Stay Gold” baadde in een zwoele calypsofeel. “Hurt” was dan weer een heerlijke brok instrumentale surfrock en de single “Provocateur” was pittig goed getimed als prelude voor de apocalyptische groove van het verzengend psychedelische “The Four Horsemen”. Het hoogtepunt binnen dit heerlijke concert van Isolde Lasoen & Co, waarin toetsenwonder Luc Vermeir helemaal loos mocht gaan in een glansrol op het wit en zwart ivoor. We waren even “Perdu” dat het al voorbij was, maar tintelende Isolde (die vol lof en enthousiasme was over de zalige organisatie en dito feëerieke kader) kwam ons nog even troosten met de eindnoot “Mon Amour, Mon Ami”. Wij kijken alvast uit naar het nieuwe album, “Cartes Postales” dat verschijnt op 20 oktober op haar eigen label Coucou Records.
Dan was het tijd voor die andere blueslegende op de affiche, ditmaal in duo met als constellatie de mondharmonica en contrabas. Zijnde twee instrumenten die in afmeting en klank nauwelijks meer van elkaar kunnen verschillen. Net dat zijn de wapens waarmee Steven De bruyn en Jasper Hautekiet broederlijk ten strijde trekken. Platgetreden paden, daar bedanken ze vriendelijk voor. Dan liever door het dichtbegroeide struikgewas het avontuur tegemoet. “To boldly go where no one has ever gone before”, zoiets.
Toen Steven aan zijn solo album The Eternal Perhaps (2020) werkte, werd Jasper er in laatste instantie bijgehaald om wat extra kleur toe te voegen. Alleen is immers ook maar alleen. Jasper was er ook al bij toen The Rhythm Junks de 15 voorgaande jaren de wereld nog onveilig maakten. Gaandeweg ontdekten ze een muzikaal universum zonder afgelijnd rollenpatroon. Het zou hier in de Meetjeslandse klei niet anders zijn. Met herwonnen branie en moed begonnen ze op Tinariwajaanse wijze te improviseren, en dat klonk direct al bijzonder veelbelovend. Vol spanning en niet gehinderd door tonnen passie en ervaring lieten ze zich enkel leiden door intuïtie. Die aanpak resulteerde in een broeierige instrumentale trip waarbij het pure samenspel centraal staat. Meanderende melodieën en stuwende ritmes wisselen mekaar af.
Meer dan eens wordt de harmonica drastisch door een batterij electronica gehaald of krijgt de contrabas een percussieve pandoering. Soms raken beide instrumenten zodanig vervlochten dat niets nog is wat het lijkt. Toch was de geest van de betreurde geniale Toots Thielemans tastbaar voelbaar en net toen Steven zijn vocale alter ego Johannes Kerkorrel losliet sloeg het noodlot toe … Een van de houten schraagpalen van het podium donderde ei zo na op de schedel van Jasper Hautekiet. Er volgde enige verstomming en terechte verbouwereerdheid. Moedige pogingen werden nog ondernemen om het podium risicovrij te maken voor onze dappere muzikanten, maar de moed der wanhoop moest het afleggen tegen de realiteit, veilige en spontane speelomstandigheden konden niet meer voor de 100% geboden worden aan onze dappere muzikanten.
En zo viel ook afsluiter Derek & the Dirt zonder regen toch letterlijk in het water. Vingerwijzen heeft hier geen zin, wat hier gebeurde was meer dan intriest en een harde domper op de ambachtelijke en pure geestdrift van de organisatie die hier helaas op de grenzen van hun mogelijkheden botste. De creatievelingen van Miroki ten spijt, gebeurde hier dus geen mirakel.
Laten we de kommer en kwel echter beperken met de eindconclusie dat hier op deze liefdevol gerunde weide met dito idyllische historische hoeve prachtige dingen gebeuren en ontstaan en dat deze ambachtelijke manier van festival een waar feest was, op menselijk, kameraadschappelijk en zeker muzikaal vlak met een perfect uitgekiende en uitgebalanceerde programmatie waarbij elke rechtschapen rootsliefhebber méér dan aan zijn trekken kwam. Bovendien is de human grondtoon synoniem voor een soort verloren gewaande gezelligheid die hier op unieke en tedere manier bedreven wordt, ondanks deze technische averij wensen we de organisatie zeker een hart onder riem te steken voor meer van dit en een stabieler podium op een ongetwijfeld even boeiende volgende editie. Wie hier eens was, komt zeker met héél veel goesting en plezier terug, daar moeten we alvast niet meer overtuigd worden. Een warm “dank u”, hou de moed erin, en doe zo verder familie De Backer en VZW Gooikenshoeve, see you in 2022 !!!